Let op: U gebruikt Internet Explorer. Voor een optimale weergave en werking adviseren wij een andere browser te gebruiken. Zoals Microsoft Edge (Al aanwezig op uw computer) of Google Chrome.

Cliënten geven ons een

7,8

Als je niet meer samen bent als ouders

Je zoon of dochter komt of is in behandeling bij de Viersprong. Wanneer je kind jonger is dan 16 jaar, heb je als ouder bepaalde rechten en plichten als het gaat over informatie en toestemming.  
Deze informatie gaat over de wettelijk vastgestelde rechten en plichten voor (gescheiden) ouders. Verder wordt uitgelegd hoe hulpverleners van de Viersprong handelen als je kind in behandeling komt en jullie als ouders niet meer samenzijn.

Volgens de wet

Ouders die samen het ouderlijk gezag hadden voor de scheiding of relatiebreuk, houden dat ouderlijk gezag ook als zij niet meer samen zijn. Een ouder die gezag over een kind heeft, moet het kind verzorgen en opvoeden. Daarnaast mag de ouder officiële handelingen uitvoeren voor het kind. Een scheiding of relatiebreuk maakt dus niets uit voor het ouderlijk gezag en de verantwoordelijkheid die allebei de ouders hebben voor de kinderen.  

Er zijn uitzonderingen mogelijk. Die uitzonderingen kunnen alleen beslist worden door een rechter. Zo kan een rechter bijvoorbeeld beslissen dat het ouderlijk gezag maar bij één ouder ligt. De rechter maakt zulke beslissingen altijd in het belang van het kind. Als één ouder geen ouderlijk gezag heeft, blijft deze wel recht houden op informatie en overleg van de andere ouder.

Plichten van de ouders

De ouder bij wie de kinderen wonen, moet de andere ouder op de hoogte houden van belangrijke zaken die met de kinderen te maken hebben. Dus ook over de behandeling bij de Viersprong. Dit noemen we de plicht van ouders elkaar te informeren. Bovendien moet de ouder bij wie de kinderen wonen, de andere ouder om zijn of haar mening vragen bij belangrijke beslissingen over de kinderen. Dit is het recht op consultatie. Hiervoor kun je eventueel ook een tussenpersoon inschakelen. Deze taak kun je niet aan een hulpverlener van de Viersprong overlaten.  

Als het gezag bij één ouder ligt, dan mag de ouder die het gezag heeft toestemming geven voor de behandeling. Op verzoek van één van de ouders kan de rechter bepalen hoe de ene ouder informatie moet geven of overleggen met de andere ouder.

Recht op informatie

Ouders met ouderlijk gezag hebben recht op informatie over de zorg van hun kind. Dat betekent dat wij allebei de ouders zullen informeren vanaf de aanmelding. De hulpverlener is verplicht om je alle informatie te geven die nodig is voor het geven van toestemming voor de behandeling. Dit geldt zolang je kind nog geen 16 jaar is. Als de hulpverlener vindt dat het geven van bepaalde informatie niet goed is voor de behandeling en het kind, dan geeft de hulpverlener deze informatie niet.  

Als je vindt dat je ten onrechte geen informatie krijgt, gaat je daarover eerst in gesprek met de hulpverlener. Een direct gesprek is de snelste mogelijkheid om tot een oplossing te komen. Als je hier niet uitkomt, dan kun je terecht bij de leidinggevende van de hulpverlener.

Één ouder zonder gezag

Wanneer een van de ouders geen gezag heeft, heeft de ouder zonder gezag nog steeds recht op informatie van de hulpverlener. Een ouder zonder gezag krijgt, alleen op eigen verzoek, feitelijke en globale informatie. De hulpverlener kan weigeren om informatie te geven als het gaat om informatie die hij vanwege zijn beroepsgeheim ook niet zou delen met de ouder mét gezag. Hij kan ook weigeren informatie te delen als hij van mening is dat het delen van informatie niet in belang is van het kind, ongeacht welke leeftijd.

Stiefouders

Een stiefouder heeft volgens de wet geen taak bij de behandeling. Je mag wel samen met je nieuwe partner naar een intakegesprek of een behandelsessie komen, maar de stiefouder wordt dan gezien als een ‘begeleider’ of ‘derde’. Een begeleider of derde is zeker géén beslisser. Wanneer een stiefouder actief bij behandelbeslissingen betrokken wordt, moeten beide ouders met gezag hiervoor toestemming geven.

  • De rechter kan aan een stiefouder ook gezag over het kind toewijzen. In dat geval is de stiefouder geen begeleider of derde meer, maar wordt nu wettelijk vertegenwoordiger en dient de hulpverlener in dit geval toestemming te vragen aan de stiefouder(s) met gezag. 

(Gezins)Voogdij

Het kan zijn dat jouw gezin wordt begeleid door een gezinsvoogd vanuit een gecertificeerde instelling (GI), bijvoorbeeld Jeugdbescherming. Dit wordt gezinsvoogdij genoemd. Bij gezinsvoogdij houden de ouders het gezag en blijven zij de wettelijke vertegenwoordigers van het kind. Een gezinsvoogd is niet gezagdragend en ook geen wettelijk vertegenwoordiger. Op grond van de Jeugdwet zijn wij verplicht bij een onder toezichtstelling (OTS) de gezinsvoogd te informeren over dingen die zij moeten weten om hun werk goed te kunnen doen. Eén van de taken van de gezinsvoogd is het organiseren van de zorg rondom het kind.

Geen gezag

Het kan dat je als ouder tijdelijk of permanent geen gezag hebt. De voogd is dan verantwoordelijk en de rechter bepaalt wie dit is.

Voogd

Een voogd (dus niet de gezinsvoogd) wordt door de rechter aangewezen om de opvoeding van de ouders over te nemen. De voogd is verantwoordelijk voor de verzorging en de opvoeding van het kind. Deze persoon is de wettelijke vertegenwoordiger van het kind en heeft dus wel wettelijk gezag.

Het verschil tussen een gezinsvoogd en een voogd van een gecertificeerde instelling

GezinsvoogdVoogd van gecertificeerde instelling 
AanleidingBij een ondertoezichtstelling worden ouders beperkt in gezag, maar behouden zij hun opvoedings- en verzorgingstaak. Ouders worden verplicht begeleid. Ouders hebben geen ouderlijk gezag.
Verantwoordelijkheid Ondersteunt de ouders door aanwijzingen te geven over de opvoeding en verzorging.  Is wettelijk vertegenwoordiger en dus verantwoordelijk voor opvoeding en verzorging 
Is beslissingsbevoegd/ heeft gezag Nee.Ja, door de rechter toegewezen.
Rol bij toestemming in geval van medische behandeling Geeft geen toestemming voor behandeling, dit doen de ouders. Is verantwoordelijk,  
dus moet toestemming geven voor behandeling.

Zo gaat dit in zijn werk bij de Viersprong

De Viersprong past de hierboven besproken regels toe in hun hulpverlening. We leggen je graag uit hoe dit in de praktijk werkt.

Aanmelding

Wanneer je kind wordt aangemeld voor een behandeling bij de Viersprong, moet je de andere ouder van het kind hiervan op de hoogte te stellen. De Viersprong nodigt, als het adres bekend is, ook de andere ouder uit voor een intakegesprek.

Toestemming

  • van 0-11 jaar

Als beide ouders toestemming geven voor hulpverlening aan een kind tot en met 11 jaar, kan de behandeling starten.

  • van 12-15 jaar

Als je kind 12 jaar of ouder is, maar nog geen 16 jaar, moet het kind zelf ook akkoord gaan met de behandeling. Dit wordt de vereiste van dubbele toestemming genoemd.

  • van 16-17 jaar

Is je kind 16 jaar of ouder en wilsbekwaam, dan mag het kind voor de wet zelfstandig toestemming geven voor behandeling en is toestemming van de gezagdragende ouder(s) niet meer nodig.

  • uitzondering opname kliniek

Kinderen staan tot dat zij 18 jaar zijn onder ouderlijk gezag. Dit betekent dat ouders bepaalde rechten en plichten hebben als het gaat om hun kinderen. Als ouder ben je bijvoorbeeld verplicht om je kinderen te verzorgen of in te schrijven op een school. Als je kind een behandeling in de kliniek krijgt, verblijft je kind tijdelijk bij de Viersprong op doordeweekse dagen. Om een kind niet te onttrekken aan het gezag van de ouders, is het belangrijk dat de ouders toestemming geven voor het verblijf van hun kind in de kliniek.

  • één van de ouders met gezag geeft geen toestemming

Als één van de ouders met gezag geen toestemming geeft voor hulpverlening, kan de behandeling alleen starten wanneer de rechter daarover een uitspraak doet. Maar als de psychische ontwikkeling van het kind door uitstel van de behandeling wordt geschaad, kan de hulpverlener de behandeling toch starten in het kader van goed hulpverlenerschap. De hulpverlener laat dan schriftelijk weten aan de ouders dat er gestart wordt met de behandeling en om welke redenen dat is.

  • een ouder wil niet bij de hulpverlening betrokken zijn

In de behandelingen bij de Viersprong wordt het gezin betrokken bij de behandeling, ook bij een jongere die ouder is dan 16 jaar. Als een ouder toestemt met behandeling bij de Viersprong, maar niet bij de hulpverlening betrokken wil zijn, zal in overleg naar een oplossing gezocht worden. Wanneer een van de ouders besluit niet betrokken te willen worden bij de behandeling, behoud je wel het recht op (feitelijke) informatie. Hierover zullen dan afspraken gemaakt worden met de verschillende betrokkenen, denk aan de manier waarop de ouder wordt geïnformeerd en hoe vaak.

Intake

In het eerste gesprek met de hulpverlener wordt besproken hoe de gezinssituatie is en moet duidelijk worden wie gezag heeft over het kind of de jongere. Ook wordt bekeken welke gezinsleden bij de behandeling betrokken worden. Tijdens het intakegesprek staan de problemen van het kind centraal en horen wij graag jouw visie hierop. Het is mogelijk dat de problemen van het kind te maken hebben met jouw of jullie relatieproblemen. We bieden in dat geval hulp die gericht is op het verminderen van de problemen van het kind. We zullen samen nadenken over wat voor extra zorg hiervoor nodig en waar je hiervoor terechtkunt. Het is niet vanzelfsprekend dat we ouders relatietherapie aanbieden.

Elk kind is anders

Wij beseffen ons dat elke situatie en elk gezin uniek is en soms om een andere aanpak vraagt. Hier gaat zorgvuldig overleg aan vooraf. Alle argumenten en afwegingen worden vastgelegd in het dossier. Wij willen benadrukken dat alles wat in het medisch dossier staat bedoeld is om goede zorg te geven. Het is nooit bedoeld om te gebruiken in een juridisch conflict, zoals een rechtszaak.